Jaarstukken 2022 01

3.4 Financiering

Uitvoering treasurybeleid

We hebben in 2022 het gemeentelijk treasurybeleid binnen de kaders van wet- en regelgeving en de eigen beleids- en werkafspraken in samenwerking met het treasuryteam uitgevoerd (Wet Fido en het gemeentelijke treasurystatuut).

We waren in 2022 steeds voldoende liquide en solvabel zodat we steeds aan onze financiële verplichtingen konden voldoen. We hebben de gemeentelijke schuldpositie en de rente- en aflossingsverplichtingen verlicht.

Financieringsbehoefte en ontwikkeling van de schuldpositie

De financieringsbehoefte voor de begroting 2022 hadden wij ingeschat op 83,2 miljoen. De behoefte is lager uitgevallen. De verklaring hiervoor is als volgt:

  1. De beschikbaarheid van meer eigen financieringsmiddelen ( reserves en voorzieningen)
  2. Een lager investeringsniveau
  3. Een verbeterde liquiditeitspositie

Financieringsbehoefte

[Bedragen x € miljoen]

De omvang van de vaste schuld van de gemeente bedraagt eind 2022 € 235,2 miljoen en is ten opzichte van de in de begroting 2022 opgenomen ramingen lager. Bij de begroting 2022 hadden we rekening gehouden met een oplopende langlopende schuld om te voorzien in de financieringsbehoefte. Mede als gevolg van de verbeterde positie van onze eigen financieringsmiddelen, uitstel van investeringen en de uitkomst van de jaarrekening was de financieringsbehoefte lager dan begroot.

De ontwikkeling schuldpositie eind 2022 laat ten opzichte van jaarrekening 2021 een gunstiger beeld zien, dit mede als gevolg van de redenen die hierboven zijn beschreven. De gemeentelijke leningenportefeuille omvat eind 2022 in totaal 23 langlopende leningen waarvan één nieuwe lening. We hebben in 2022 geen kortlopende leningen afgesloten.

Ontwikkeling schuldpositie

[Bedragen x € miljoen]

Visie en beleid, rentebeeld en rentekosten

Rentebeeld in 2022 en rentevisie

Om de hoge inflatie te temperen heeft de Europese Centrale Bank het depositorenteniveau in een aantal stappen verhoogd na 2,0%. Door deze stappen liet de ontwikkeling van de rente op de geld- en kapitaalmarkt een stijgend beeld zien waarbij in het laatste kwartaal een lichte stabilisatie zichtbaar werd. Het beleid van de ECB zal zich de komende tijd richten op het verder dempen van de te hoge inflatiecijfers door middel van verdere rentestijgingen in 2023 waarbij tegelijkertijd nadrukkelijk ook wordt gekeken naar het voorkomen van een economische recessie.

Als uitvloeisel van het beleid van de ECB is het rentepeil op de geld en kapitaalmarkt ten opzichte 2021 sterk opgelopen. Voor kortgeldleningen varieerde deze in 2022 van 1,50 tot 2,85 % aan het eind van het jaar. De rente van de langlopende leningen lag, afhankelijk van de looptijd, tussen 2,66% en 2,39 %.

In onze verwachtingen voor 2023 hebben we rekening gehouden met een verdere stijging naar 3%. Bij de Kaderbrief 2024 kijken we opnieuw naar de monetaire ontwikkelingen of en in welke mate aanpassingen nodig zijn.

Externe Rentekosten gedaald

Over de vaste leningen van in totaal € 235,2 miljoen hebben we per saldo € 3,0 miljoen rente betaald. Het gemiddelde externe rentepercentage is 1,27 %. Mede als gevolg van een verbeterde positie van onze eigen financieringsmiddelen zijn wij in 2022 niet geconfronteerd met de gevolgen van het hoger renteniveau.

Renteresultaat

Conform BBV hanteren we het gewogen gemiddelde rentepercentage dat we hebben betaald voor vaste leningen (looptijd >1 jaar) en kasgeldleningen (looptijd < 1 jaar). Daarnaast hebben we rente berekend over eigen financieringsmiddelen. Dat is een eigen beleidskeuze. De totale rentekosten rekenen we via de omslagmethode toe aan gemeentelijke producten en diensten. Het rente-omslagresultaat bedraagt € 1,2 miljoen. Het voordeel ten opzichte van de begroting 2022 komt hierdoor uit op € 337.000. In de begroting 2022 was het interne rentepeil geraamd op 1,8 %. We blijven binnen de bandbreedtes van BBV-richtlijn notitie Rente en aanpassingen zijn niet nodig.

Rente 2022

[Bedragen x € 1.000]

Risicobeheer

Renterisiconorm

Het renterisico is in 2022 is goed gespreid en komende jaren blijft de ruimte onder de norm voldoende. De renterisiconorm is het bedrag dat de gemeente in een jaar maximaal mag (her)financieren. Dit risico wordt op basis van de Wet Fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het risico mag niet groter zijn dan 20 % van het begrotingstotaal. Voor het begrotingsjaar 2022 is de norm € 65,0 miljoen.

Renterisiconorm

[Eenheden]

Kasgeldlimiet

Op basis van de cijfers in de Programmabegroting 2022 is de kasgeldlimiet € 27,6 miljoen. De kasgeldlimiet begrenst de netto kortlopende schuld van de gemeente. De gemeente mag maximaal 8,5 % van de begroting financieren met leningen die binnen 1 jaar worden afgelost. We maken bij de voorziening steeds optimaal gebruik van de gunstige rentestanden. In 2022 zijn de kasgeldlimieten per kwartaal niet overschreden.

Kasgeldlimiet per kwartaal

[Eenheden]

Schatkistbankieren

Schatkistbankieren beperkt de eigen beleggingsmogelijkheden van de gemeente. Als we op onze bankrekening meer geld hebben dan het drempelbedrag roomt het Rijk dit af en stroomt dit in de ‘schatkist’ van het Ministerie van Financiën. De limiet is 2 % van het begrotingstotaal. Het drempelbedrag is maximaal € 6,9 miljoen. Wij hebben uit renteoverwegingen de ruimere norm nog niet doorgevoerd.

Het saldo van de schatkist bedraagt eind 2022 € 38 miljoen. Het saldo van de schatkist moet in samenhang worden gezien met het negatieve saldo van onze bankrekening. Ook hier speelt het renteargument. We ontvangen een hogere rentevergoeding voor de middelen in de schatkist dan de te betalen rentevergoeding over het negatieve saldo op onze bankrekening.

In samenhang is onze liquiditeitspositie in 2022 positief omdat het patroon van inkomsten en uitgaven geen gelijke tred heeft laten zien.

EMU-saldo

Het EMU-overschot is 22,1 miljoen. Voor de gemeente Assen is het toegestane EMU-tekort 2022 vastgesteld op 11,2 miljoen. Het EMU-saldo is de som van inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De Europese Unie heeft bepaald dat het EMU-tekort van een land niet hoger mag zijn dan 3 % van het bruto binnenlands product.

EMU-saldo

[Bedragen x € 1.000]